100 Jaar geleden mochten vrouwen in Nederland niet stemmen tijdens de verkiezingen. Wel kregen zij, precies 100 jaar geleden, het passief kiesrecht. In 1917 kregen de mannen in Nederland het actief kiesrecht, wat wil zeggen dat zij voortaan hun stem mochten uitbrengen, en de vrouwen kregen het passief kiesrecht, wat wil zeggen dat zij zich verkiesbaar mochten stellen. Vrouwen mochten dus eerder verkozen worden dan dat zij zelf mochten kiezen. In 1919 kregen zij eindelijk ook het actief kiesrecht.
Dat kiesrecht was er niet vanzelf gekomen. Daar ging een zware en decennia lange strijd aan vooraf. In Nederland wilde het grootste deel van de vrouwenbeweging ‘fatsoenlijk’ blijven, waarmee zij vooral zich wilden distantiëren van de Engelse toestanden. Daar was sprake van veldslagen tussen suffragettes en de politie, brandstichting en vandalisme. Gearresteerde suffragettes gingen in hongerstaking, waarop de staat hen liet dwangvoeren zodat zij behalve de risico’s door te weinig voedingstoffen, ook veel lichamelijke schade door het dwangvoeren opliepen.
In Nederland bleef het bij het organiseren van debatten, lezingen en grote demonstraties. Verder waren er straatacties, deelde men pamfletten uit en stonden vrouwen op wacht bij het parlement. Dit klinkt misschien wat gezapig, maar voor vrouwen was dit in die tijd ontzettend radicaal. Ten eerste droegen zij een menig uit, ten tweede deden zij dit in de publieke ruimte, en tot slot toonden zij het vermogen van vrouwen om grootse tentoonstellingen, debatreeksen en bijeenkomsten te organiseren, te leiden en mensen daarbij toe te spreken. Dat vrouwen het voortouw namen was ongekend en de massaliteit was indrukwekkend.
Maar nu anno 2017 mogen al die vrouwen dus stemmen en gekozen worden. De strijd is gestreden. Of toch niet? De autobiografie van politieke zwaargewicht Hilda Verwey-Jonker had in 1988 nog de titel Er moet een vrouw in meegekregen. Zitten die vrouwen er nu dan eindelijk in?